h

Notitie leerlingenvervoer in Amsterdam

14 mei 2007

Notitie leerlingenvervoer in Amsterdam

Notitie leerlingenvervoer in Amsterdam

Algemeen: mei 2000 heeft de SP een notitie uitgebracht over het leerlingenvervoer, met daarin aanbevelingen hoe het beter kan. Zeven jaar later blijkt dat het leerlingenvervoer nog altijd niet goed is geworden en dat de SP-aanbevelingen van destijds nog altijd hun geldigheid niet hebben verloren. Daarom dient de SP de notitie, hier en daar geactualiseerd, nog eens in.

Leerlingenvervoer in Amsterdam:
In Amsterdam worden dagelijks tientallen leerlingen met busjes naar en van school gebracht. Zij volgen basisonderwijs in een school voor speciaal onderwijs. Deze scholen zijn opgericht voor kinderen met leerachterstanden, psychische problemen, lichamelijke of verstandelijke beperkingen, zintuiglijke beperkingen of een chronische ziekte. Het reguliere onderwijs is in het algemeen niet of matig ingericht om deze leerlingen op te vangen. Deze kinderen moeten dus naar een 'andere' school en zijn daarom genoodzaakt om gebruik te maken van leerlingenvervoer per busje.
Ouders kunnen gebruikmaken van de regeling voor het leerlingenvervoer. DMO cordineert het leerlingenvervoer, ieder stadsdeel is verantwoordelijk voor de beschikkingen van het leerlingenvervoer.
Uit het project Weer Samen Naar School, dat tot doel heeft leerlingen uit het speciaal onderwijs (weer) in het reguliere basisonderwijs te laten meedraaien, vloeide een financiëe
maatregel voort. De 3,8% van de leerlingen in het speciaal onderwijs moet worden teruggebracht naar 2%. De daarbij behorende rijksvergoeding voor het vervoer is om die reden eveneens teruggebracht, omdat 1,8% van de leerlingen nu naar de buurtschool kan. Aangezien de teruggelopen rijksvergoeding niet langer toereikend is, heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een aantal besparingen voorgesteld. Het was aan de Amsterdamse stadsdelen om deze voorgestelde besparingen door te voeren. Het gevolg was dat er ongelijkheid ontstond tussen de verschillende stadsdelen. Deze ongelijkheid is er nog steeds, omdat zij binnen de grenzen van de verordening hun eigen accenten mogen plaatsen.

Niet alleen de financiëe veranderingen maakten duidelijk dat het leerlingenvervoer opnieuw tegen het daglicht moest worden gehouden. In het SP-zwartboek, getiteld: Welk busje komt zo??? Leerlingenvervoer: naar school met een handicap (2000) staat een groot aantal bevindingen van zowel ouders als scholen. Zij gaan over de organisatie van het leerlingenvervoer (onder andere de problemen met de aanvraag), het rijcomfort en de veiligheid, en de financiëe en praktische gevolgen.
Opvallend is dat de ouders zelf met hele goede suggesties komen, die de kwaliteit van het vervoer aanmerkelijk kunnen verbeteren. Ook valt op dat mensen vasthoudend moeten zijn en een hoog opleidingsniveau moeten hebben als zij iets willen recht breien wat door de bureaucratie was scheefgelopen.

Op basis van al deze bevindingen komt ondergetekende tot de volgende verbeteringsvoorstellen.

1. Organisatie
Het beste is om zowel de aanvraag als de uitbesteding weer door het BSO te laten doen. Het scheelt een extra bestuurslaag, waardoor de communicatie veel duidelijker wordt. Het zorgt bovendien voor eenheid in behandeling. Laat de aanvraag eenmaal indienen voor de hele schoolloopbaan en stuur de ouders eenmaal per jaar een klein briefje met de vraag, of er verandering in de situatie is opgetreden.
Maak gebruik van de expertise van de scholen: zij weten als geen ander wat het probleem is waardoor het kind in het speciaal onderwijs is beland en vertrouw erop dat niemand uit de doelgroep gebruik maakt van de voorziening uit luxe-overwegingen.

2. Financin
Deze vorm van onderwijs is geen keuze. Ouders hebben niet de vrijheid om hun kind naar de school van hun keuze te laten gaan. Zij mogen om die reden niet op kosten worden gejaagd. De voorstellen die tot verhoging van de veiligheid en rijcomfort leiden, mogen geen financiëe gevolgen hebben voor de ouders, dat wil zeggen de kosten moeten vergelijkbaar zijn met de kosten die gemaakt worden voor een kind zonder beperking dat naar het regulier onderwijs inde buurt kan gaan.

3. Veiligheid
De beste garantie tot veiligheid ligt in het, waar nodig, aanstellen van een begeleider. Deze kan erop toezien dat er veilig wordt in- en uitgestapt, dat de kinderen goed in de gordels komen en dat er tijdens de rit geen vechtpartijen ontstaan. De bestuurder kan dan de aandacht bij het rijden houden.
De instructies over het rijgedrag dienen duidelijk te zijn. Niet alleen heeft de chauffeur zich aan de verkeersregels te houden, er moet ook rekening mee worden gehouden dat andermans kinderen in het busje zitten. Er moet streng op worden toegezien dat de technische staat van
de busjes geen enkel gebrek vertoont.

4. Comfort
Er moet worden onderzocht, of door een betere planning de rijtijden kunnen worden verkort. Het is voor een kind altijd al vermoeiend om een hele dag op school te zitten; een kind in het speciaal onderwijs is regelmatig bekaf. Wanneer de dag dan ook nog met tweemaal 1, 1,5 of soms zelfs 2 uur wordt verlengd, moet duidelijk zijn dat velen dat 'niet trekken'.
Rijtijden kunnen ook worden bekort wanneer de busjes gebruik mogen maken van de vrije bus- of trambaan. De chauffeurs moeten een cursus krijgen in omgang met leerlingen uit het speciaal onderwijs. Voor chauffeurs die dove leerlingen vervoeren, is het goed als zij de belangrijkste
gebaren kennen. Deze extra vaardigheden moeten worden beloond met een hoger salaris.
De chauffeurs moeten een gsm bij zich hebben, opdat zij snel bereikt kunnen worden, maar ook anderen kunnen bereiken in geval van calamiteiten. De gemeente neemt in het contract de voorwaarden op waaraan goed vervoer moet voldoen. En dat zijn:
- in iedere bus ligt een ehbo-doos
- er wordt gewerkt met zoveel mogelijke vaste chauffeurs
- het vervoersbedrijf bezit een lijst waarop de namen van de kinderen en hun situatie/eigenschappen
- op elke opstap-, overstap- en instapplaats wordt het kind opgevangen/uitgezwaaid door een volwassen begeleider
- een opstapplaats moet veilig en veilig te bereiken zijn, niet verder dan 500 m van het huis van het kind gelegen zijn
- enkele reistijd duurt hoogstens 45 minuten
- een kind wordt 15 minuten of korter voor begin van school afgeleverd en niet later dan 15 minuten na eind van school gehaald
- in het voertuig wordt niet gerookt
- er is een begeleider aanwezig als er sprake is van groepsvervoer

5. Centrale Klachtenregeling
Er moet een centrale klachtenregeling komen, waar ouders, chauffeurs en scholen terechtkunnen. Nog beter zou zijn wanneer er een centrale kwaliteitsbewaking kan plaatsvinden. Sommige aanbevelingen betreffen de chauffeurs, maar zij mogen nooit op de chauffeurs worden afgewenteld. Er moet worden gezorgd voor betere arbeidsomstandigheden voor de chauffeurs, waardoor zij niet geneigd zijn essentile, de veiligheid betreffende, handelingen over te slaan.

6. Tot slot:
De gemeente moet een onafhankelijke adviesraad voor het leerlingenvervoer in het leven roepen en ondersteunen.

Het lid van de Gemeenteraad,
R. Alberts

U bent hier