Schriftelijke vragen
Schriftelijke vragen
Schriftelijke vragen onderzoek Bureau Integriteit naar belangenverstrengeling in Noord, deel 3
De SP-fractie bedankt het Dagelijks Bestuur voor de beantwoording van de laatste set vragen over het onderzoek van Bureau Integriteit naar belangenverstrengeling in Noord. Toch roept een en ander ook nieuwe vragen op, die u hieronder vindt.
Onze vragen eisen wat uitleg vooraf om het begrijpelijk te houden voor alle raadsleden. Op 8 maart 2005 stuurt het stadsdeel naar aanleiding van het uitkomen van het rapport 'Onderzoek Belangenverstrengeling Stadsdeel Amsterdam-Noord' van Bureau Integriteit een persbericht uit. In dit persbericht worden een hoeveelheid feitelijke onjuistheden genoemd waartegen door diverse betrokken partijen bij het stadsdeel verzoeken om rectificatie worden ingediend. Zo ook door de Stichting Primaire en Proactieve Hulpverlening, een stichting die met toestemming van de rechter-commissaris de maatschappelijk belangrijk geachte activiteiten voortzet van de gefailleerde stichting Pre Professionele Hulpverlening.
Als deze stichting Primaire en Proactieve Hulpverlening langs officile weg bij het stadsdeel om rectificatie van het bericht verzoekt, omdat zij aantoonbaar schade ondervindt van in het persbericht genoemde onjuistheden, wordt haar meegedeeld dat het stadsdeel geen rechtsbetrekkingen met de stichting onderhoudt en dat er daarom geen reden bestaat op het verzoek in te gaan.
De stichting Primaire en Proactieve Hulpverlening maakt hiertegen bezwaar.
De Commissie Bezwaarschriften verklaart het bezwaar echter niet ontvankelijk, omdat de afwijzing van het verzoek tot rectificatie een 'mededeling' van het DB is en geen 'publiekrechtelijke rechtshandeling' inhoudt. Daarnaast merkt de Commissie Bezwaarschriften op dat ook het rectificeren van persberichten nooit een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt omdat het geen bevoegdheid betreft "die het Dagelijks Bestuur ontleent aan een speciaal voor het openbaar bestuur bij of krachtens de wet geschapen grondslag".
De SP-fractie heeft hierover de volgende vragen:
1. Op welke manier kunnen burgers en juridische entiteiten in Amsterdam-Noord bezwaar maken tegen de inhoud van publieke uitingen van het stadsdeel, zoals persberichten?
2. Als het rectificeren van persberichten geen publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt, is het uitsturen van persberichten door het stadsdeel dan ook geen publiekrechtelijke rechtshandeling? Zo niet, wat is het dan?
3. Als het uitsturen van persberichten door het stadsdeel inderdaad niet publiekrechtelijk is, betekent dat dan dat de opsteller en uitgever van het bericht op grond van het privaatrecht persoonlijk aansprakelijk gesteld kan worden voor de inhoud? Zo niet, waarom niet?
4. De SP-fractie is van mening dat als bij het uitgeven van persberichten en andere handelingen door het DB zaken naar buiten gebracht worden die schade veroorzaken voor derden, en die aantoonbaar onjuist zijn, het stadsdeel verantwoordelijk is. Als in deze gevallen het bestuursrecht niet toepasbaar is en dus de bescherming van het Pikmeerarrest vervalt, zouden betrokkenen persoonlijk verantwoordelijk worden. Hoe beschermt het stadsdeel in deze gevallen de betrokken ambtenaren en bestuurders?
5. Bij het bedoelde persbericht is door het DB een aanbiedingsbrief van het bureau Integriteit meegezonden. Daarop was duidelijk aangegeven dat het om een vertrouwelijk stuk ging. Als we de lijn volgen dat het hier niet gaat om een bestuurlijk handelen, dan zal er derhalve aangifte gedaan moeten worden tegen de uitgevers wegens schending van de geheimhoudingsplicht. Is het DB dan bereid om aangifte wegens deze schending te doen bij het Openbaar Ministerie? Zo niet, waarom niet.
Wij zijn ons er terdege van bewust dat de deelraad niet bestaat om zich te buigen over conflicten tussen priv-personen of juridische entiteiten en het stadsdeel. Wij zijn echter van mening dat het voor de deelraad wel degelijk interessant is te weten welke besluiten en mededelingen in het stadsdeel onder publiekrecht vallen en dus indirect onderhevig zijn aan controle door de raad, en waar dat niet het geval is.