Maatschappelijke Opvang
Maatschappelijke Opvang
Maatschappelijke Opvang
Sinds 2006 is het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang, een afspraak tussen rijk en G4, operationeel. Een van de punten daaruit is: maatschappelijk opvang wordt alleen geboden aan mensen die regiobinding hebben, dat wil zeggen ten minste 2 jaar in de regio wonen. Het COMO (platform clintenorganisaties maatschappelijke opvang) oordeelde vorig jaar zomer dat deze eis van regiobinding betekende dat heel veel mensen buiten de hulpkanalen blijven, omdat zij geen vaste verblijfplaats hebben/hadden.
1. Hoeveel mensen wordt in Amsterdam MO-hulp geweigerd omdat zij geen regiobinding hebben?
2. Wat gebeurt er vervolgens met deze mensen, worden zij doorgeleid naar de regio waar zij wel 'thuis' horen, is er sprake van een warme overdracht dan wel van 'iets anders'? Graag een toelichting bij het antwoord.
3. Wat gebeurt er met de mensen die nergens recente regiobinding hebben? Worden die aan hun lot overgelaten en houdt de algemene zorgtaak voor de gemeente dan op? Kunt u aangeven om hoeveel mensen het gaat?
4. Het COMO pleit voor het creren van een virtuele gemeente, om bovengenoemde problemen te voorkomen. Wat vindt u van deze aanbeveling en bent u bereid deze aanbeveling te bepleiten bij het rijk en de andere grote steden? Zo nee, kunt u dat antwoord toelichten?
Carlien Boelhouwer.
Het antwoord van burgemeester en wethouders:
Algemeen.
Regiobinding is een begrip dat gebruikt wordt binnen diverse landelijke, regionale en gemeentelijke domeinen en zo ook binnen de maatschappelijke opvang (MO). Regiobinding duidt op aantoonbare verknochtheid, verbondenheid van burgers bij het doen van aanspraken op diensten van de overheid, zoals bij woningtoewijzing in de sociale sector, sociale voorzieningen enz. Er is echter geen algemene standaard definiring binnen de verschillende domeinen.
Gemeenten die verantwoordelijk zijn voor de MO in een bepaalde regio, worden als centrumgemeenten aangeduid in het Plan van Aanpak en voorzien van de nodige middelen. Regiobinding in de MO betekent dat een hulpvrager toegang heeft tot de MO van een centrumgemeente, bij aantoonbaar verblijf van minimaal 2 jaar, gedurende de drie jaar voorafgaand aan het moment van aanmelding. Achterliggende gedachte is dat de hulpvrager de meeste steun ondervindt in het proces van de beindiging van de dakloosheid op de plek waar aannemelijk is dat hij een - vaak nog te repareren - sociaal netwerk heeft.
Regiobinding betekent dus niet dat er een absolute beperking geldt voor mensen die gebruik willen maken van de diensten in die sector. Uitgangspunt van regiobinding is dat iedereen ergens in Nederland recht heeft op onderdak en zorg. Landelijke afspraken tussen centrumgemeenten over de toegang naar de MO beogen juist de sluitende, persoonsgerichte en vooral niet vrijblijvende aanpak van afzonderlijke gemeenten te ondersteunen om dakloosheid tegen te gaan.
Onder regie van de VNG is in samenspraak met de centrumgemeenten en het ministerie van VWS een concept gedragscode over regiobinding ontwikkeld die in september 2009 door een landelijke uitrol zal worden gemplementeerd met behulp van o.a. een gemeentelijke handreiking en voorlichtingsbijeenkomsten. Deze gedragscode bevat criteria voor het beantwoorden van de vraag in welke gemeente in Nederland daklozen het best een traject kunnen volgen nadat zij zich hebben gemeld bij de MO. Streven is dat de centrumgemeenten door vaststelling van de code per 1 1-2010 waarborgen dat iedereen die zich meldt bij de MO, geholpen wordt.
Deze code is overigens niet van toepassing op al dan niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen. De gedragscode heeft ook geen betrekking op de opvang van slachtoffers van huiselijk geweld.
1 en 2. Er wordt geen hulp geweigerd in verband met regiobinding, aan mensen die een hulpvraag in het kader van de toegang tot de MO hebben. Er is met de MO instellingen in het kader van veldregie overeengekomen om continu maatwerk te leveren, zo ook op dit thema. Afspraak is dat er in het geval van gebrek aan regiobinding, de MO - na het eventueel tijdelijk bieden van onderdak - verantwoordelijk is voor de warme overdracht naar een andere centrumgemeente. In Amsterdam wordt in deze overdracht met name voorzien door het Instroomhuis voor dak- en thuislozen.
3. De zorgtaak van de gemeente houdt niet op bij mensen die geen regiobinding hebben; het is in Amsterdam de reguliere praktijk om hulpvragers in de MO niet los te laten, voordat een analyse is gemaakt over waar de hulpvraag precies uit bestaat, om betrokkenen op zijn minst adequaat te kunnen doorverwijzen naar de passende centrumgemeente. Gegevens van het Instroomhuis (sinds februari 2009 operationeel) tot nu toe wijzen uit dat het om 98 mensen gaat op een totale populatie van 530. Dit zijn niet alleen de mensen zonder regiobinding, dit is een brede telling (bv ook mensen die niet rechthebbend zijn, EU- onderdanen etc).
4. Het COMO heeft in 2007 vanuit het clintenperspectief meerdere aanbevelingen gedaan op het Plan van Aanpak MO. Een aanbeveling bij het Programma 3: "In zorg krijgen en houden van OGGZ clinten", was het creren van een virtuele gemeente. Deze virtuele gemeente zou niet zozeer het vraagstuk van regiobinding en dus de toegang tot de MO beslaan, maar veeleer dat van de aanspraken op gemeentelijke inkomensvoorzieningen en woningen in de sociale sector. Hoewel het uitgangspunt sympathiek is, biedt de wet- en regelgeving zich in het algemeen en in het bijzonder de Gemeentewet geen ruimte voor het instellen van een dergelijke virtuele, digitale gemeente. Zaken als ingezetenschap en het op basis daarvan kunnen ontlenen van rechten, zijn nu eenmaal niet denkbaar in een virtuele wereld.
Daarnaast ondervangt de eerder genoemde gedragscode de eventuele knelpunten rond de toegang tot de MO. Het is niet de bedoeling dat het vereiste van regiobinding leidt tot de situatie dat afgewezen clinten zonder alternatief op straat komen te staan. Er wordt naar gestreefd om dit punt met de definitieve afsluiting van de ontwikkeling van de code zo goed mogelijk op te lossen. Vooral nu er een specifieke hardheidsclausule is opgenomen waarin gewaarborgd is dat betrokkenen zonder enige aantoonbare regiobinding, toch toegang hebben tot de MO waar zij zich melden. In het najaar van 2009 zal de code geagendeerd worden in het college van burgemeester en wethouders.