h

Kosten van restauratie van Hogesluisbrug

19 augustus 2010

Kosten van restauratie van Hogesluisbrug

Kosten van restauratie van Hogesluisbrug

Schriftelijke vragen van Remine Alberts over de budgetten voor en kosten van de restauratie van de Hogesluisbrug.

Amsterdam, 13 juli 2010.

Inleiding

Het Parool van 13 juli 2010 meldt dat de budgetten en de kosten die de gemeente heeft berekend voor de restauratie van de Hogesluisbrug, niet kloppen. Zowel de bestekken als de ramingen kloppen niet. Een en ander blijkt uit een niet gepubliceerd onderzoek van architectenbureau J. van Stigt naar het werk aan de monumentale brug over de Amstel.

Vragen

1. Klopt het bericht? Zo niet, kan het college dat toelichten?

2. Volgens de krant wordt in dit rapport gezegd dat "de DIVV (Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer) slecht zicht heeft op de kosten van de restauratie." De DIVV zou de kosten veel te hoog inschatten. Klopt dat? Kan het college het antwoord toelichten?

3. De gemeente zou slechts een deel van de conclusies onderschrijven. Klopt dat en welk deel van de conclusies is dat dan en waarom onderschrijft het college de rest niet?

4. Volgens de krant heeft de heer Van Stigt zich beklaagd over de onnauwkeurige informatie die hem door de gemeente werd aangeleverd: opvallend 'grote meerwerkposten', de 'globale raming van het meerwerk, en de 'nog veel globalere projectbudgettering', aldus de heer Van Stigt in Het Parool. Klopt hetgeen de heer Van Stigt zegt? Kan het college het antwoord toelichten?

5. De heer Van Stigt stelt verschillende onregelmatigheden aan de orde.
a. Zo zou "aan kosten die bekend waren, nog een post van tien procent onvoorzien werd toegevoegd."
b. Amsterdam zou bovendien "de al geselecteerde aannemer in de voorfase bij het project" hebben betrokken. '[Dit] had 'zonder meer een prijseffect', aldus de heer Van Stigt. 'Niet alleen is de marktwerking weg, ook wordt de kans geboden risico's bij de opdrachtgever te leggen.'
c. Verder werd de post natuursteen door een specialist en IBA gecalculeerd op 1,45 miljoen euro. De aannemer schreef in voor 0,5 miljoen euro. Dat dit bedrag te laag was, werd aanvankelijk door de gemeente niet opgemerkt. Later werd gewisseld van aannemer. De nieuwe bouwer maakte aanvankelijk betere calculaties, maar kwam op 2,7 miljoen en berekende vervolgens over dat bedrag 'extreem hoge overheadkosten'. Deze aannemer bracht een percentage meerwerk onjuist in rekening, zegt de heer Van Stigt.
d. Blijkens het rapport is er laat onderhandeld met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg over de monumentale delen van de brug en heeft dat tot vertraging en dus kosten geleid.
e. Volgens de krant weken ramingen van de gemeente 35 procent af van de werkelijke kosten en soms nog meer. De zogenoemde waterpijlers blijken de helft te moeten kosten van het opgevoerde bedrag, 1.660.000 euro. Verder werden sommige kosten per abuis dubbel in de overzichten opgenomen. Kloppen genoemde zaken? Kan het college het antwoord toelichten?

6. Volgens de heer Van Stigt zou de gemeente de zaak nog altijd niet beheersen. Klopt dat en kan het college het antwoord toelichten?

7. Waarom heeft de gemeente de al geselecteerde aannemer in de voorfase bij het project betrokken? Kunt u aangeven welke invloed dit heeft op de prijsstelling en de toerekening van risico's?

8. Wat gaat het college doen om de kosten van de restauratie van de Hogesluisbrug terug te dringen?

Het antwoord van burgemeester en wethouders.

1. Nee, ons College is van mening dat de inhoud van het bericht niet klopt. Het bericht citeert deels uit de second opinion van architectenbureau J. Van Stigt en wordt aangevuld met een gevolgtrekking van de journalist, waarbij zowel de heer Van Stigt als de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer (DIVV) niet zijn gehoord. Ten aanzien van de melding dat bestekken en ramingen niet kloppen: er is inderdaad een verschil tussen de raming van de dienst en de raming van de heer van Stigt. De bestekken zijn overigens niet nader door de heer Van Stigt beoordeeld, daar dit ook niet tot zijn opdracht behoorde.

2. Nee, dat klopt niet. Bij het toetsen van de kosten zijn diverse partijen betrokken die elk vanuit hun deskundigheid een toetsing doen, waardoor geen sprake is van een slecht zicht op de kosten van de restauratie. De diverse partijen zijn een directievoerder van het Ingenieursbureau Amsterdam (IBA), een onafhankelijk directievoerder, de kostendeskundige IBA, een onafhankelijke toets door een extern ingenieursbureau en een eigen toets door de kostendeskundige van DIVV.
Nadat is gebleken dat de brug in zeer slechte staat was, heeft DIVV op basis van mogelijke oplossingen een eerste inschatting gemaakt van de kosten. Deze eerste raming is gebaseerd op een ruwe inschatting van diverse onderdelen, aangezien op dat moment de gedetailleerde ontwerpen nog niet beschikbaar waren. Op verzoek van wethouder Gerson is reeds in deze fase een second opinion uitgevoerd op de projectramingen van de reconstructie/renovatie variant en de nieuwbouwvariant. Gelijktijdig met het opstellen van de second opinion door de heer Van Stigt, heeft DIVV de cijfers voor de reconstructie/renovatievariant verfijnd aan de hand van de uitgewerkte ontwerpen en meer gedetailleerde onderbouwingen van de eerdere ruwe ramingen. Bij de vergelijking van de kosten tussen de second opinion en DIVV blijkt het volgende:
overeenstemming over de kosten van de nieuwbouwvariant;
een verschil in de kosten voor de reconstructie/renovatievariant tussen de projectraming en second opinion. Dit verschil wordt verklaard onder 3.

3. Ons College verwijst voor beantwoording van deze vraag eveneens naar de raadsvoordracht die staat geagendeerd voor de commissie VVL van 2 september. De raadsvoordracht betreft de variantkeuze ten aanzien van het vervolg van de renovatiewerkzaamheden (renovatievariant of nieuwe brug) en het aanvullend krediet hiervoor.
Ons College onderschrijft de conclusie over de kosten van de nieuwbouwvariant uit de second opinion van de heer Van Stigt, maar verschilt op een aantal punten van mening over de raming van de reconstructie/renovatievariant. En van de verschillen in de kosten tussen de second opinion en DIVV wordt veroorzaakt door een andere toepassing van de SSK-systematiek. In de second opinion wordt alleen gerekend met het projectonvoorzien, DIVV gaat zowel uit van projectonvoorzien als meerwerk onvoorzien. Hieronder (en ook onder punt 5a) wordt dit nader toegelicht.
De belangrijkste punten waar verschil van mening over bestaat, zijn:
a. Meerwerk onvoorzien.
Het grootste verschil is het meenemen van het meerwerk onvoorzien in de raming van DIVV. Dit is conform de SSK-systematiek . Deze methodiek wordt door het Rijk (Ministerie van VROM, Defensie en V&W waaronder Rijkswaterstaat) als standaard voorgeschreven en ook in Amsterdam veelvuldig gebruikt. Dit meerwerk onvoorzien wordt in de projectraming toegepast (te weten 10% over de nog te verwachte uitgaven, zijnde 5% onvolledigheidtoeslag en 5% objectonvoorzien). Deze post ontbreekt in de second opinion. Het is daarbij belangrijk te beseffen dat dit geen kosten betreffen maar een voorziening (buffer).
b. Kosten waterpijlers en kelders.
In de second opinion wordt ten aanzien van de kosten voor de waterpijlers en kelders uitgegaan van een lager bedrag dan de projectraming. Ons College is echter van mening dat het door het College gehanteerde (hogere) bedrag juist is omdat de werkwijze geheel verschillend is met hetgeen er in het oorspronkelijke bestek genoemd staat. In plaats van heien vanaf de brug, dient er nu vanaf het water te worden geheid. De waterpijlers kunnen immers niet behouden blijven en niet als onderlegger voor een kraan dienen. Dit betekent dat vanaf een ponton op het water gewerkt moet worden, die bij iedere paal opnieuw moet worden verankerd met zogenaamde spudpalen.
Wel is de verwachting dat het bedrag dat het College voor deze kostenpost hanteert naar beneden bijgesteld kan worden, aangezien het op een grove raming is gebaseerd. Uit de onderhandelingen met de aannemer (waarbij gebruik is gemaakt van de bevindingen uit de second opinion) is dit inmiddels ook gebleken.
c. Kosten vertraging.
In de second opinion zijn de vertragingskosten van de aannemer opgenomen, deze komen overeen met de projectraming. Wat in de second opinion echter ontbreekt zijn de overige vertragingskosten, zoals projectorganisatie, verzekeringen, vergunningen, e.d..
d. Project onvoorzien.
Daarnaast wijkt het projectonvoorzien in de second opinion sterk af van de raming van DIVV. DIVV berekent conform de algemeen geaccepteerde en toegepaste SSK -methodiek het projectonvoorzien over alle kosten uit de raming, inclusief de verwachte meerwerken. Van het totaal wordt 10% toegerekend aan het projectonvoorzien. De projectonvoorzien is een post voor onvoorziene gebeurtenissen, zoals o.a. saneringen en obstakels in de ondergrond.

4. De heer Van Stigt heeft alle informatie welke voorhanden was ontvangen of ingezien Daarnaast is uitgebreid en meermalen in persoonlijke gesprekken een en ander verduidelijkt. De op dat moment voorhanden informatie was echter inderdaad nog onvoldoende uitgewerkt om de kosten op besteksniveau uit te werken (zie ook onder punt 6). Dit verklaart het ruwe karakter van de toenmalige projectraming. De heer Van Stigt was zich echter bewust van deze beperkte nauwkeurigheid van de geleverde stukken.
In de krant wordt de suggestie gewekt dat de heer Van Stigt met de journalist gesproken heeft. Uit navraag bij de heer Van Stigt bleek dit echter niet het geval te zijn. Dit blijkt mede uit de ingezonden brief van de heer Van Stigt, die in het Parool van 17 juli is geplaatst. De betreffende passage in het artikel van 13 juli lijkt dan ook een gevolgtrekking van de journalist.

5 Zoals al vermeld, is de heer Van Stigt niet gehoord voor het artikel, deze constatering is dus geheel van de hand van de journalist. Hieronder kort antwoord op de veronderstelde onregelmatigheden die in het artikel worden gemeld.

a. Het werken met 10% onvoorzien volgt uit de SSK-methodiek. Bij de SSK methode zijn de opslagen en onvoorzien gedetailleerd weergegeven.
De projectraming van de Hogesluis is eveneens opgesteld volgens de SSK systematiek. Dit betekent dat de volgende percentages worden gehanteerd:
10% voor meerwerk onvoorzien (5% onvolledigheid en 5% objectonvoorzien) over de nog te verwachte uitgaven (exclusief VAT kosten).
10% projectonvoorzien, die wordt berekend over alle kosten uit de raming, inclusief de verwachte meerwerken. Het projectonvoorzien is in het kader van de SSK-systematiek een post voor onvoorziene gebeurtenissen ten behoeve van risicos (kans maal gevolg), zoals onder andere saneringen, obstakels in de ondergrond of ander onheil te kunnen voorzien.

b. De huidige aannemer (VBK) is geselecteerd door middel van een Europese openbare aanbesteding waarin aannemers gelijke kansen hebben. Na de gunning hebben aannemer en opdrachtgever rechten en plichten ten opzichte van elkaar. Alleen het volledig uitkopen van de aannemer en het opnieuw en gewijzigd aanbesteden volgens de Europese regels had een alternatief geboden. De stilstand van het werk had op dat moment echter een onacceptabele overlast veroorzaakt voor de omgeving, waaronder het Amstel Hotel. Kiezen voor een nieuwe aanbesteding zou dus hebben geresulteerd in hogere totale kosten en een langere doorlooptijd. Om zeker te zijn van een goede prijsaanbieding, wordt deze zorgvuldig getoetst door DIVV en andere partijen zoals ook genoemd onder punt 2.

c. De aanbieding van de aannemer voor het natuursteen lag inderdaad lager dan de directieraming van IBA. Dit gold ook voor de aanbiedingen van andere aannemers op deze post.
Omdat de aannemer vragen stelde over de juistheid van de hoeveelheden die voor het natuursteen in het bestek werden genoemd, is een second opinion uitgevoerd. Hieruit kwamen twee zaken naar voren:
1. De hoeveelheid te vernieuwen natuursteen is significant meer dan in het bestek omschreven. Het leidt tevens tot een gewijzigd inzicht op de voorgestelde aanpak, namelijk dat het beheer- en onderhoud van het natuursteen nadrukkelijker mee genomen wordt door uit te gaan van een langere onderhoudstermijn (nl. circa 25 jaar in plaats van 10 jaar). Concreet betekent dit dat de delen van het natuursteen die nog 10 jaar mee zouden kunnen en dan vervangen zouden moeten worden, nu al direct worden meegenomen. Een volgende onderhoudsbeurt is daarmee verlengd naar circa 25 jaar;
2. Uit de opname van de brugdelen bleek dat de waterpijlers slechter waren dan voorzien en ook aangepakt moesten worden. Definitief herstel wordt het nieuwe uitgangspunt. Dit betekent dat ook al het natuursteen van de waterpijlers gedemonteerd en waar nodig, vervangen moet worden.
In overleg met Bureau Monumentenzorg (BMA) is besloten de post natuursteen volledig uit het bestek te halen en opnieuw voor te bereiden. Omwille van verantwoordelijkheden en cordinatie is besloten de aannemer voor het natuursteen als onderaannemer aan het contract van VBK toe te voegen. Door de aannemer VBK is aan drie gecertificeerde (en binnen de gemeente bekende) bedrijven offerte aangevraagd op basis van de nieuwe besteksomschrijving en hoeveelheden. De opdracht is gegeven op basis van meest economische aanbieding. VBK heeft besloten op het minderwerk natuursteen uit zijn contract geen beroep te doen op de hem rechtmatig toekomende vergoeding hiervoor (minimaal 10%).
Van extreem hoge overheadkosten en onjuist in rekening brengen van percentages meerwerk is volgens het College geen sprake. Ons College verwijst hiervoor naar de stukken bij de raadsvoordracht die voor 2 september a.s. staat geagendeerd.

d. Dit is niet juist. De aanvraag voor de monumentensubsidie is tijdig voorbesproken en ingediend bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. De afwijzing van de subsidie heeft in eerste instantie op onjuiste gronden plaatsgevonden, dit is in een hoorzitting toegelicht en is ook erkend door de Rijksdienst. Reden dat men de subsidieaanvraag uiteindelijk niet kon honoreren, was gelegen in het feit dat het subsidieplafond al bereikt was. Er was dus geen geld meer over. Vervolgens bleek dat de terugvaloptie (namelijk gebruik maken van het gemeentelijke budget voor monumentensubsidie) zoals was genoemd in het uitvoeringsbesluit ook reeds was uitgeput.
Ook ten aanzien van de wijziging om de hele waterpijler te slopen, is tijdig contact opgenomen (via BMA) met de Rijksdienst om instemming te verkrijgen. BMA is overigens reeds vanaf het vroege begin betrokken geweest bij de renovatie van de Hogesluis. Bovenstaande heeft niet geresulteerd in vertraging en hogere kosten. Die zijn toe te rekenen aan de in antwoord 5c genoemde ontwikkelingen (meer vernieuwen in plaats van hergebruik en daarnaast een toename van het volume aan natuursteen dat verwijderd moet worden) en tegenvallers bij het verwijderen van het natuursteen zelf (meer breuk dan voorzien).

e. Voor de waterpijlers zie het antwoord op vraag 3. Er zijn geen dubbele kosten opgenomen in de overzichten. Ons College verwijst hiervoor naar de stukken bij de raadsvoordracht die voor 2 september a.s. staat geagendeerd.

6. Ons inziens is de constatering dat de gemeente de zaak nog altijd niet beheerst geen conclusie uit het rapport. Wel geeft de second opinion een aantal zorg- en aandachtspunten, deze zijn in de onderhandelingen met de aannemer meegenomen. Omdat de second opinion begin mei 2010 is opgesteld, was er echter op dat moment sprake van een nog onvolledig beeld. Op dat moment waren er namelijk nog geen volledige bestekstekeningen, detailleringen, berekeningen en omschrijvingen beschikbaar. Dit is zowel door de heer Van Stigt als door DIVV onderschreven. Momenteel is 80% van de ontwerpen en bijbehorende financiƫe onderbouwing van de benodigde bestekswijziging bekend. De overige 20% van het ontwerp dat nog gedetailleerd moet worden, betreft geen onderdelen waarin grote afwijkingen te verwachten zijn. Er ligt een aanbieding van de aannemer voor deze bestekswijziging, die conform de onder vraag 2 gemelde toetsingsprocedure wordt gecontroleerd, inclusief een toets door een onafhankelijke kostendeskundige. Hierdoor zijn de randvoorwaarden voor een vakkundige beheersing afdoende ingevuld.

7. Zie hiervoor het antwoord op vraag 5b. Het is niet mogelijk de reeds via een Europese aanbesteding geselecteerde hoofdaannemer zonder meer en om niet te passeren. Een nieuwe aanbesteding en de noodzakelijke uitkoop van de hoofdaannemer zou tot hoge extra kosten en een langere doorlooptijd hebben geleid. Hier weegt een mogelijk extra voordeel vanwege de marktwerking niet tegenop, zeker ook gezien de scherpe toetsingsprocedure die op het huidige proces is ingezet.

8. Alle meerkosten worden nauwkeurig beoordeeld, conform de toetsingsprocedure zoals vermeld bij vraag 2. Daarnaast wordt de prijsaanbieding van de aannemer scherp uitonderhandeld. Deze zaken hebben er toe geleid dat de raming van 28,5 miljoen euro inmiddels naar 27 miljoen euro kan worden bijgesteld.

Remine Alberts (SP).

U bent hier