Onkostenvergoeding Bos en Lommerplein
Onkostenvergoeding Bos en Lommerplein
Onkostenvergoeding Bos en Lommerplein
Schriftelijke vragen van Willem Paquay over belastingheffing over uitgekeerde onkostenvergoeding aan gedupeerde bewoners van het Bos en Lommerplein.
Amsterdam, 16 oktober 2007.
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid dhr. W.G.H. Paquay van donderdag 2 augustus 2007 inzake belastingheffing over uitgekeerde onkostenvergoeding aan gedupeerde bewoners van het Bos en Lommerplein.
Amsterdam, 16 oktober 2007.
Inleiding.
De in 2006 gevacueerde bewoners van het Bos en Lommerplein zijn via een brief op de hoogte gebracht van het feit dat alsnog belasting betaald moet worden over de van de gemeente ontvangen vergoeding voor extra kosten. Voor de extra kosten van het maandenlang verblijf in hotels heeft de gemeente toendertijd een vergoeding verstrekt van 20 per dag per volwassene en 10 per dag per kind. Volgens een woordvoeder van de bewoners hebben bewoners vorig jaar uitdrukkelijk aan de Dienst Werk en Inkomen (DWI), die namens de gemeente de vergoeding heeft geregeld, gevraagd of de vergoedingen belastbaar waren. Het antwoord van de DWI daarop was toen negatief. Nu blijkt dat bewoners tot wel 1400 aan belasting zouden moet gaan betalen.
1. Is het bericht dat de hiervoren genoemde extra vergoeding alsnog belast zal worden, juist?
2. Om welke bedragen gaat het precies?
3. Was het antwoord toendertijd van de gemeente gebaseerd op voorafgaand onderzoek van de gemeente bij de Belastingdienst?
4. Indien dit niet het geval is, is het College dan met vragensteller van mening dat hier sprake is van onbehoorlijk bestuur?
5. Indien dit wel het geval is, waarom zegt de gemeente in haar brief aan bewoners dan dat nu pas duidelijk is geworden dat de vergoeding wel belastbaar is?
6. Welke maatregelen gaat het College nemen om de bewoners alsnog schadeloos te stellen voor de kosten die gemoeid zijn met deze actie van de Belastingdienst?
Beantwoording van het college.
Antwoord vraag 1:
Tot 5 oktober j.l. stelde de rijksbelastingdienst zich op het standpunt dat de bewoners van het Bos en Lommerplein alsnog inkomstenbelasting zouden moeten betalen over de ontvangen vergoedingen.
Zoals de wethouder voor de Financin uw Vergadering in een brief van 4 oktober 2007 heeft meegedeeld heeft ons College inmiddels overeenstemming bereikt met de directeur generaal van de rijksbelastingdienst. Daarbij heeft ons College de rijksbelastingdienst ervan kunnen overtuigen dat er voor het grootste deel van de vergoeding die de bewoners ontvangen hebben, daar aantoonbare kosten tegenover staan. De vergoeding hiervoor is onbelast. Het resterende deel, dat gezien moet worden als tegemoetkoming in de kosten, is wel belast. De te betalen belasting hierover bedraagt 40.000. Ons College is bereid dit bedrag aan inkomstenbelasting voor de bewoners te voldoen om hen te ontlasten.
Antwoord vraag 2:
De heffing van de rijksbelastingdienst bedroeg aanvankelijk 150.000.
Antwoord vraag 3:
De gemeente is er altijd vanuit gegaan dat de vergoeding aan de bewoners van het Bos en Lommerplein een tegemoetkoming was in de extra kosten. Met het oog op dat karakter van de tegemoetkoming heeft ons College steeds gecommuniceerd dat deze tegemoetkoming niet belast zou worden. Deze verwachting is gebaseerd op ervaringen uit het verleden bij de Dienst Werk en Inkomen. Later bleek dat de rijksbelastingdienst hier een afwijkend standpunt over innam.
Antwoord vraag 4:
Ons College is van mening dat het gezien de ervaringen bij de Dienst Werk en Inkomen voor de hand lag om geen onderzoek bij de rijksbelastingdienst in te stellen. Gelet op de reacties van diverse belastingdeskundigen en kamerleden op het bericht dat de rijksbelastingdienst een aanslag wilde opleggen aan de bewoners van het Bos en Lommerplein is dat geen vreemde gedachte geweest.
Antwoord vraag 5:
De gemeente werd pas later duidelijk dat de rijksbelastingdienst een ander standpunt innam. Toen ook na uitgebreid overleg de rijksbelastingdienst niet bereid was om van dit standpunt terug te komen, moest de gemeente de bewoners daar over informeren. Had zij dat niet gedaan dan hadden de bewoners pas geweten van de aanslag op het moment dat die bij hen door de brievenbus kwam.
Antwoord vraag 6:
Gelet op het antwoord onder 1. gaat ons College ervan uit dat deze vraag geen beantwoording meer behoeft.