h

Jeugd, veiligheid en straatcoaches

22 januari 2008

Jeugd, veiligheid en straatcoaches

Jeugd, veiligheid en straatcoaches

Schriftelijke vragen van Maureen van der Pligt over jeugd, veiligheid en straatcoaches.

Amsterdam, 14 januari 2008.

Inleiding.

Jongerenwerk is volgens de fractie van de SP van groot belang voor de stad Amsterdam. De fractie van de SP krijgt vanuit de lokale samenleving signalen dat de positie van het jongerenwerk in Amsterdam onder druk staat. Volgens de informatie die wij onlangs hebben ontvangen zijn hier twee (hoofd)redenen voor aan te wijzen. Ten eerste verslechtert de financiëe positie van het jongerenwerk door bezuinigingen. Ten tweede staat het jongerenwerk onder druk door een sluipende verandering van functie van het "jongerenwerk" terwijl het begrip jongerenwerk in stand blijft. Een voorbeeld van deze laatste tendens is het aanstellen van straatcoaches, wat volgens onze informatie ten koste gaat van het oorspronkelijke jongerenwerk wat toegankelijk was voor alle jongeren. Dit in tegenstelling tot wat te lezen valt in de notitie van de Stichting Aanpak Overlast Amsterdam, namelijk dat de centrale stad een nieuw instrument heeft ontwikkeld ( interventieteams/straatcoaches) die aanvullend op de functies van het huidige aanbod op straat kunnen worden ingezet.

Vragen

1. Is het college het met de SP eens dat het jongerenwerk onder druk staat?

2. Zo nee, op grond van welke gegevens concludeert u dat het jongerenwerk niet onder druk staat en waar is deze informatie te raadplegen?

3. Is het college het met de SP eens dat het onwenselijk is als het jongerenwerk voor alle jongeren ( en dus niet alleen de risicojongeren) onder druk staat?

4. Kunt u de financiëe positie van het stedelijke jeugd en jongerenwerk schetsen vanaf het begin van de vorige bestuursperiode (toen naast de PvdA de VVD en het CDA deel uitmaakten van het college) tot heden? Kan op grond daarvan geconcludeerd worden dat het stedelijke jeugd en jongerenwerk meer of minder te besteden heeft?

5. Kunt u inhoudelijk en beleidsmatig aangeven hoe de inhoudelijke invulling van het jongerenwerk sinds 2002 vorm gekregen heeft? Hebben er volgens u inhoudelijke verschuivingen plaatsgevonden en zo ja, wat is uw oordeel daarover?

6. Klopt onze informatie dat, ondanks de zinsnede in de notitie van de centrale stad, er nu in Zeeburg toch minder jongerenwerkers op straat zijn dan voor de komst van de straatcoaches (of zoals men ze daar noemt: welzijnswerkers voor begeleiding van individuele risico jongeren)?

Wat dit laatste betreft treden ook andere problemen op. Het bestaande jongeren- en streetcornerwerk moet volgens het protocol opgesteld door de Stichting Aanpak Overlast Amsterdam een rol gaan spelen in het nieuwe lokale "veiligheidsbeleid" (protocol ten behoeve van de uitvoering van het jeugd- en veiligheidsbeleid). In de taakomschrijving van de medewerkers staat dat zij aangifte moeten doen van strafbare feiten en vermoedens moeten melden van strafbaar gedrag aan de politie.
Stadsdeel Zeeburg heeft dit protocol al ondertekend.

De fractie van de SP vindt dit niet goed voor de vertrouwensband tussen de medewerkers en de jongeren en het kan gevaarlijk zijn voor de jongerenwerker die individueel op straat zijn werk moet doen. Het jongerenwerk zou bovendien niet (of onvoldoende) gehoord zijn bij het tot stand komen van bovengenoemd protocol. Dit leidt bij ons tot een aantal onduidelijkheden, verwoord in de onderstaande vragen.

6. Wat houdt volgens het college het opbouwen van een vertrouwensband met jongeren in en hoe verhoudt zich dat tot de plicht voor de werkers om hen daarna "aan te geven"?

7. Is het opbouwen van een vertrouwensband een middel tot het doel om jongeren aan te geven bij de politie?

Als het "aangeven van jongeren" een taak/voorwaarde wordt voor de straatcorner en jongerenwerkers, hoe denkt het college dan over:

8. het opnemen van dit onderwerp in de huisregels (naast de bestaande accommodatiegebonden huisregels in het kader van pedagogisch beleid)?

9. eerlijke voorlichting aan jongeren?

10. deskundigheidsbevordering aan jongerenwerkers, waaronder:
a. wat zijn - in juridische zin - vermoedens?
b. wat zijn strafbare feiten?
c. wanneer moet aangifte worden gedaan bij de politie en wanneer volstaat contact met de jongere en/of zijn ouders?
d. hoe vindt dossiervorming plaats en hebben jongerenwerker en jongere hier inzicht in?
e. het oproepen van jongerenwerkers als getuigen in strafzaken?

11. Hoe wil het college de veiligheid van de jongerenwerkers regelen en garanderen?

12. Hoe is of wordt de rechtspositie van de (nieuwe) jongerenwerker geregeld?

13. Welke mogelijkheden hebben of krijgen jongerenwerkers wanneer de nieuwe taakinvulling en/of de angst voor de eigen veiligheid tot (principile) bezwaren leidt?

14. Heeft het gevolgen voor het beoordelen van het functioneren van jongerenwerkers als zij "pragmatisch" omgaan met hun politile/justitile rol?

15. Wilt u garanderen dat geen quota worden opgelegd (minimaal zoveel meldingen van vermoedens per jaar) en dat op grond hiervan nimmer vragen gesteld zullen worden aan en/of opmerkingen zullen worden gemaakt tegen jongerenwerkers? Zo nee, waarom wilt u dat niet garanderen?

Maureen van der Pligt.

Beantwoording van het college.

Algemeen: Definitie Jongerenwerk.

Ons college vindt het goed om de verhouding tussen jongerenwerk en de zogenaamde straatcoaches eerst te verduidelijken alvorens in te gaan op de gestelde vragen. Het is goed om een onderscheid te maken tussen 1) Stedelijke Jongerenwerk, 2) Streetcornerwork en 3) Straatcoaches.

Het jongerenwerk in de gemeente Amsterdam bestaat uit het stedelijk jongerenwerk (SJA), gefinancierd door de centrale stad (de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling). Er zijn diverse multifunctionele centra in de stad waar SJA en anderen activiteiten voor alle jongeren in de stad aanbieden. Daarnaast is er het sociaal cultureel jongerenwerk in de wijken, gefinancierd door de stadsdelen. Het sociaal cultureel jongerenwerk heeft met name een ontmoetingsfunctie. De belangrijkste doelstellingen van de gemeente zijn, kort samengevat: Alle kinderen en jongeren hebben in hun vrije tijd de mogelijkheid om deel te nemen aan veilige en positief uitdagende activiteiten die zij zelf 'hartstikke leuk' vinden;
Kinderen en jongeren worden zoveel mogelijk betrokken bij de planning en uitvoering van vrijetijdsactiviteiten en er wordt regelmatig onderzocht of het aanbod aansluit op hun wensen en behoeften.

Naast jongerenwerk bestaat het zogenaamde streetcornerwork. Streetcornerwork heeft als kerntaak, in opdracht van de centrale stad en stadsdelen, het contact leggen met jongeren op straat en andere vindplaatsen maar ook met hun ouders, buurtbewoners, winkeliers en buurtregisseurs. De "veldwerker" van Streetcornerwork wordt onderdeel van de sociale omgeving in de buurt en werkt vanuit het principe "kennen en gekend worden". Daardoor wordt het mogelijk vertrouwen te winnen van jongeren en anderen die het op eigen kracht niet redden in de samenleving. Waar mogelijk koppelt streetcornerwork jongeren aan passende hulpverlenende instanties met als doel positieve invloed uit te oefenen op het gedrag en de leefomstandigheden van deze jongeren. Streetcornerwork richt zich niet specifiek op overlastgevende jongeren, maar deze kunnen wel onderdeel uitmaken van de doelgroep.

Straatcoaches zijn gn jongerenwerkers of straathoekwerkers. Straatcoaches opereren in dienst van de Stichting Aanpak Overlast Amsterdam (SAOA). De SAOA is een onafhankelijke stichting die een subsidierelatie onderhoudt met de centrale stad (Bestuursdienst, directie Openbare Orde en Veiligheid) en de stadsdelen waarin de SAOA actief is. De SAOA treedt op tegen jeugdgroepen die regelmatig voor overlast zorgen. Dit gebeurt enerzijds door het aanspreken van de jongeren op straat door rondfietsende straatcoaches. En anderzijds door het aanspreken van de ouders op het overlastgevendegedrag van hun kinderen door zogenaamde gezinsbezoekers. Hierbij heeft de SAOA maar n doel: de overlast door jongeren op straat moet stoppen.

Het jongerenwerk onder druk?

De SP is van mening dat het jongerenwerk onder druk staat. Hierover zijn de volgende vragen gesteld.

Ad 1. Nee, het jongerenwerk staat niet onder druk.

Ad 2. Zie toelichting.

Ad 3. Niet van toepassing.

Toelichting ad 1, 2 en 3:
In beantwoording op vraag 1, 2 en 3 kan het college zeggen dat het stedelijk jongerenwerk, gefinancierd door de centrale stad, niet onder druk staat. In tegendeel.
Brede Talent Ontwikkeling (BTO) is momenteel een speerpunt van het College waarvoor voor 2008 1,9 miljoen is begroot voor activiteiten voor lle kinderen en jongeren. In dit kader is er ook een stedelijke stuurgroep BTO & Burgerschap die stuurt op het resultaat zoals dat binnen Jong Amsterdam / Kinderen Eerst (JA/KE) is geformuleerd.

Op het stedelijk jeugd en jongerenwerk heeft geen bezuiniging plaatsgevonden en de taakstelling is de afgelopen jaren uitgebreid inclusief passende structurele financiering.

Ad 4. In antwoord op vraag 4 naar de financiëe positie; ook de financiering van de afgelopen jaren geeft weer dat er sprake is van toename van stedelijk budget voor jongerenwerk. In 2002 ontving het Stedelijk Jongerenwerk (SJA) een jaarlijkse subsidie van ongeveer 2,4 mln, in 2008 is deze subsidie door het jaarlijkse accres opgelopen tot 2,7 mln. Bovendien krijgt de SJA een jaarlijkse aanvulling van 200.000 voor de meerkosten van No Limit in Zuidoost. In 2007 heeft de SJA ook nog een eenmalige subsidie ontvangen van 250.000 ter versterking van de liquiditeit.
In 2002 stonden Nowhere in Zeeburg en Studio West in Osdorp nog niet op de begroting. Nowhere krijgt in 2008 240.000 en Studio West 180.000.
Voor wat betreft Streetcornerwork ( 1,6 mln) en Circus Elleboog ( 0,8 mln) geldt vanaf 2002 jaarlijks accres, er zijn geen ombuigingen toegepast.
Er is nog een reserve beschikbaar van 1 mln ter dekking van de nieuwbouw aan de Laan van Spartaan voor SJA en Circus Elleboog.

De vraag of het sociaal cultureel jongerenwerk in de stadsdelen onder druk staat kan het college niet beantwoorden. Hiervoor zijn de stadsdelen verantwoordelijk.
Het jongerenwerk, de afgelopen jaren

Ad 5. In antwoord op vraag 5 of het College inhoudelijk en beleidsmatig kan aangeven hoe het jongerenwerk in 2002 vorm heeft gekregen en of er inhoudelijke verschuivingen hebben plaatsgevonden, het volgende. Sinds 2002 heeft de stad zich gericht op het consolideren van het stedelijk jongerenwerk SJA -onder meer door verbouwing en vernieuwing van Multi Functionele Centra (MFC) in West en Zuidoost - en op de kwaliteitsverbetering en professionalisering van het werk. In dit traject zijn nieuwe definities gevonden voor de taak van het stedelijk jongerenwerk en zijn deze definities omgezet in meetbare en controleerbare prestatieindicatoren die jaarlijks door O + S worden gemeten en gevalueerd.

Centraal in het stedelijk jongerenwerk staan activiteiten die naar vorm,inhoud en bezoekers(aantallen) een bovenwijks karakter en uitstraling hebben waarbij jongeren zelf de hoofdrol vervullen. Dat uit zich in het aantal jongeren dat bereid is op te treden als vrijwilliger in de centra en het aantal jongeren dat in de centra zelf activiteiten initieert, organiseert en uitvoert (de zogeheten producenten). Het aantal vrijwilligers en producenten is de maatstaf voor de mate waarin SJA er in slaagt de rol te spelen van "leverancier" van actief participerende jongeren voor de stad Amsterdam. Actief zijn in SJA stelt jongeren in staat hun vrije tijd op een positieve, inspirerende manier te besteden en tegelijk vaardigheden op te doen voor een mogelijk rol als vrijwilliger of actieve Amsterdamse burger.

De inhoudelijke verandering ligt in de afgelopen jaren vooral in de kwaliteits-verbetering van SJA, vernieuwing van locaties en inhoud van het werk en de grotere rol die jongeren er in spelen. Het werk van SJA is nadrukkelijk niet bedoeld als preventieve interventie. SJA biedt een breed palet aan vrijetijdsbesteding en dient een zo groot mogelijk bereik te hebben onder jongeren, ook voor jongeren uit de lagere sociaal economische klasse in de stad. De evaluatie van prestatieindicatoren door O+S laat zien dat SJA die taak ook vervult. Het College constateert dat SJA de gegeven opdracht met succes invult.

Ad 6. In antwoord op vraag 6 of er met de komst van de straatcoaches minder jongerenwerkers actief zijn, zegt het stadsdeel Zeeburg dat in 2007 - naar aanleiding van de WMO - een nieuwe visie is ontwikkeld op het hele gebied van welzijn en zorg, ook wel de Vernieuwing Sociaal Domein (VSD), genaamd. Door middel van een aanbestedingstraject heeft het stadsdeel een nieuwe uitvoerende organisatie (Civic Zeeburg) geselecteerd. Deze vernieuwing heeft geleid tot een andere inrichting van het traditionele jongerenwerk en tot een andere aansturing van de uitvoerende organisatie door het stadsdeel. Het stadsdeel stuurt op "wat" we willen bereiken, uitgewerkt in outcome- en outputresultaten en niet (meer) op "hoe" deze resultaten moeten worden bereikt. Daarom heeft het stadsdeel geen inzicht of er minder of meer jongerenwerkers zijn, maar wil het stadsdeel weten of de outcome - en outputresultaten straks zijn bereikt.

De komst van de straatcoaches is niet de aanleiding geweest van de nieuwe inrichting van het traditionele jongerenwerk, het omgekeerde is evenmin het geval.

Vertrouwensband jongeren in relatie tot aangifte doen.

Ad 7. Zie toelichting.

Ad 8. Zie toelichting.

Toelichting ad 7 en 8:
De straatcoaches hebben voornamelijk een gerichte orintatie op veiligheid, zoals stedelijk is afgesproken. In het geval dat een straatcoach een misdrijf constateert waarbij de algemene veiligheid van personen en goederen in gevaar komt, dan is hij verplicht om dit te melden aan de SAOA. De dagelijkse praktijk is dat er dan altijd aangifte wordt gedaan. Dergelijke verplichtingen zijn vastgelegd in de interne werkinstructies voor de straatcoaches door de SAOA. In tegenstelling tot jongerenwerk en streetcornerwork, onderhouden de straatcoaches geen vertrouwensband met de jongeren die zij aanspreken op hun gedrag.

De suggestie dat jongerenwerkers aangifte zouden moeten doen tegen de jongeren met wie zij een vertrouwensband hebben, is dan ook een onjuiste (vraag 7 t/ 13). Jongerenwerkers zijn immers geen straatcoaches en vice versa. Bovendien is er geen sprake van een samenwerkingsverband tussen beide instanties. Wel is het zo dat wanneer er een strafbaar feit wordt gepleegd, jongerenwerkers, net als andere burgers de plicht hebben om daar aangifte van te doen. In de jongerencentra gelden huisregels.

Ad 9 t/m 14. Het college acht, naar aanleiding van de toelichting op de definitie van jongerenwerk in het algemene gedeelte van de beantwoordde vragen vraag 9 t/m 14 niet van toepassing. Om die reden heeft het college vraag 9 t/m 14 niet beantwoord.

U bent hier