h

Geen advies Amsterdam over ov-chipkaart in metro

4 mei 2009

Geen advies Amsterdam over ov-chipkaart in metro

Geen advies Amsterdam over ov-chipkaart in metro

Schriftelijke vragen van Laurens Ivens aan het dagelijks bestuur van de stadsregio Amsterdam.

Inleiding

Op 27 april 2009 heeft de stadsregio Amsterdam aan staatssecretaris Huizinga gevraagd de strippenkaart af te schaffen in de Amsterdamse metro per 25 juni 2009. De stadsregio is bij dit verzoek verplicht de adviezen van alle gemeentebesturen in te winnen en mee te nemen, alvorens het verzoek aan de staatssecretaris te verzenden. Dit is echter niet gebeurd. Eveneens is de stadsregio verplicht advies in te winnen bij de reizigersadviesraad. De reizigersadviesraad heeft een negatief advies uitgebracht aan de stadsregio op het voornemen de strippenkaart per 25 juni 2009 af te schaffen in de Amsterdamse metro.

Ondanks het ontbrekende advies van de gemeente Amsterdam en het negatieve advies van de reizigersadviesraad heeft de stadsregio de staatssecretaris toch gevraagd toestemming te verlenen de strippenkaart af te schaffen in de Amsterdamse metro. Dit verzoek voldoet niet aan de procedurele vereisten en kan derhalve niet beschouwd worden als een rechtsgeldig verzoek. Aan de inhoudelijke argumenten van de reizigeradviesraad gaat de stadsregio voorbij.

De gemeente Amsterdam heeft om een aantal redenen, die te maken hebben met zorgvuldigheid en het belang van de reiziger, nog geen advies uitgebracht aan de stadsregio. Wethouder Gerson heeft toegezegd een bestuurlijke reactie te geven op de evaluatie van de ervaringen met de OV-chipkaart in de Rotterdamse metro vanaf 29 januari 2009. Ook is de gemeenteraad nog in afwachting van een advies van het college over een notitie van de SP over een zorgvuldige invoering van de OV-chipkaart in de Amsterdamse metro. Aan deze inhoudelijke argumenten en zorgvuldigheidsaspecten gaat de stadsregio geheel voorbij.

In de brief aan de staatssecretaris wordt een voorbehoud gemaakt voor het standpunt van de gemeente Amsterdam. Dit is niet gepast en evenmin adequaat. De metro loopt hoofdzakelijk over Amsterdams grondgebied n Amsterdam is bovendien eigenaar van de metro, de rails en de stations. Door de gemeente Amsterdam te passeren toont de stadsregio aan over weinig realiteitszin te beschikken. De stadsregio bruuskeert bovendien de afspraak die het rijk met consumentenorganisaties heeft gemaakt, om de invoering van de OV-chipkaart zorgvuldiger te doen plaatsvinden en in het "eindbeeld" van de OV-chipkaart meer aandacht te besteden aan de positie van de reizigers. De stadsregio handelt bovendien in strijd met haar eigen "Toelichting bij de tariefverordening WP2000 Stadsregio Amsterdam" waarin als datum voor de definitieve invoering van de OV-chipkaart 1 januari 2010 vermeld staat.

Vragen

1. Wat is de inhoudelijke reden om de chipkaart als enig toegelaten vervoerbewijs in de Amsterdamse metro (overhaast) te verplichten op 25 juni 2009?

2. Waarom handelt het DB van de stadsregio met deze datum in strijd met de "Toelichting bij de tariefverordening WP2000 Stadsregio Amsterdam" waarin als datum 1 januari 2010 genoemd is?

3. Waarom negeert u het negatieve advies van de reizigersadviesraad? U verzoekt de staatssecretaris immers de strippenkaart in de Amsterdamse metro af te schaffen, terwijl de reizigersadviesraad negatief adviseert.

4. Wat is uw inhoudelijke reactie op de argumenten van de reizigersadviesraad die ten grondslag liggen aan zijn negatieve advies?

5. Hoe denkt u dat uw verzoek aan de staatssecretaris te verenigen is met de belofte aan consumentenorganisaties de invoering van de OV-chipkaart zorgvuldiger te doen plaatsvinden en in het "eindbeeld" van de OV-chipkaart meer aandacht te besteden aan de positie van de reizigers? Uw verzoek aan de staatssecretaris is in strijd met het advies dat de reizigersadviesraad u - vanuit het belang van de reiziger - geeft.

6. Waarom negeert u het ontbrekende advies van de gemeente Amsterdam? U verzoekt de staatssecretaris immers de strippenkaart in de Amsterdamse metro af te schaffen, terwijl de gemeente Amsterdam (om procedurele en inhoudelijke redenen) nog geen advies gegeven heeft.

7. Vindt u het gepast en adequaat om in uw verzoek aan de staatssecretaris een voorbehoud te maken voor het advies van de gemeente Amsterdam, terwijl de metro hoofdzakelijk over Amsterdams grondgebied loopt n Amsterdam bovendien eigenaar van de metro, de rails en de stations is. Zo ja, waarom vindt u die handelwijze gepast en adequaat?

8. Wat is de rechtsgeldigheid van uw verzoek (als bestuursorgaan) aan de staatssecretaris, gezien het feit dat [a] uw verzoek in strijd is met de datum die vermeld wordt in de "Toelichting bij de tariefverordening WP2000 Stadsregio Amsterdam", [b] het negatieve advies van de reizigersadviesraad en [c] het ontbrekende advies van de gemeente Amsterdam? Wilt u uw oordeel ten aanzien van de rechtsgeldigheid inhoudelijk motiveren.

9. In uw brief van 16 februari 2009 (stand van zaken invoering OV-chipkaart) aan de staatssecretaris zegt u het volgende: "De stadsregio stelt hierbij de belangen van de reizigers centraal en hecht grote waarde aan de inbreng van haar reizigersadviesraad en adviescommissies, waarin de inliggende gemeenten zijn vertegenwoordigd". Kunt u inhoudelijk ingaan op het feit dat deze belofte in strijd is met uw handelwijze de OV-chipkaart overhaast per 25 juni 2009 in te voeren, waarbij u voorbij gaat aan het (negatieve) advies van de reizigersadviesraad en het (ontbrekende) advies van de gemeente Amsterdam?

10. In bovengenoemde brief benadrukt u onder het kopje "leerervaringen Rotterdamse metro" ook het belang van de ervaringen die met het exclusieve gebruik van de OV-chipkaart in de Rotterdamse metro zijn opgedaan sinds 29 januari 2009. De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen die uitspreekt dat zonder evaluatie van de situatie in Rotterdam de OV-chipkaart in andere regio's niet mag worden ingevoerd als enig toegelaten vervoerbewijs. In opdracht van de staatssecretaris is de Rotterdamse situatie gevalueerd. Pas op 7 april 2009 heeft de staatssecretaris het evaluatierapport gestuurd aan de voorzitter van de Tweede Kamer. Pas vanaf dit moment kunnen belanghebbenden en genteresseerden de tekst lezen en oordelen over de ervaringsgegevens en aanbevelingen. De adviesaanvraag die de gemeente Amsterdam van de stadsregio ontving kwam op een dusdanig vroeg moment dat redelijkerwijs geen sprake kon zijn van het zorgvuldig gebruiken van de leerervaringen in de Rotterdamse metro in de afweging bij het te geven advies. De stadsregio maakt in haar brief aan de staatssecretaris bovendien niet duidelijk welke leerervaringen uit Rotterdam gebruikt zijn (of worden) en op welke wijze dat gebeurd is (of gaat gebeuren).

Op grond van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het evaluatierapport van de Rotterdamse situatie niet of nauwelijks een rol heeft gespeeld in de adviesaanvraag van de stadsregio aan de gemeentebesturen en aan de reizigersadviesraad en evenmin in het verzoek van de stadsregio aan de staatssecretaris de strippenkaart af te schaffen in de Amsterdamse metro. Dit is in strijd met de uitspraak van de Tweede Kamer en eveneens in strijd met de benodigde zorgvuldigheid en de positie van de reiziger. Wat zijn uw inhoudelijke argumenten voor uw handelwijze in relatie tot het evaluatierapport en de uitspraak van de Tweede Kamer ten aanzien van bedoelde evaluatie?

Laurens Ivens.

U bent hier