Provincie, geef Amsterdam de ruimte voor windenergie (opinie)
Provincie, geef Amsterdam de ruimte voor windenergie (opinie)
Voor het plaatsen van windmolens is Amsterdam afhankelijk van ondernemers die in windenergie willen investeren én van vergunningen uit het Provinciehuis. Aan enthousiaste ondernemers hebben we geen gebrek. Provinciale regels frustreren echter veel Amsterdamse initiatieven.
Noord-Holland kent een ideale plek voor windmolens: in en rondom het Westelijk havengebied. Daar zijn vrijwel alle Amsterdamse politieke partijen het over eens. Tussen de rokende fabriekspijpen en hijskranen zullen weinig mensen klagen over ‘horizonvervuiling’. Er is grond beschikbaar en Amsterdamse ondernemers staan te springen om in windenergie te investeren. Onder die initiatiefnemers bevinden zich het Havenbedrijf en coöperatie NDSM-Energie, een club van enthousiaste bedrijven op de NDSM-werf. Zij willen zelfs een deel van de energie goedkoop beschikbaar stellen aan omwonenden. Een win-winsituatie.
Er bestaan landelijke regels voor het plaatsen van windmolens. Die houden rekening met veiligheid, afstand en geluid en bieden ruimte voor inspraak voorafgaand aan het uitgeven van een vergunning.
Maar de bestuurders in het provinciehuis kozen ervoor om hier bovenop voor Noord-Holland eigen regels te maken. Ten eerste verplichten ze een afstand van zeshonderd meter tot bewoning. In het open landschap is hier wellicht iets voor te zeggen. Maar voor stedelijk gebied is het opmerkelijk, aangezien de richtafstand voor een elektriciteitscentrale korter is, evenals de afstand voor een mestverwerkingsfabriek of afvalverbrandingsoven. De landelijke richtlijn voor de afstand van windmolens is met driehonderd meter de helft korter dan wat de Provincie voorschrijft.
De Provincie verplicht daarnaast dat windmolens worden geplaatst in rijen van zes stuks. Deze opstelling is alleen in kaarsrechte lijn toegestaan, met turbines die op een strikt gelijke afstand van elkaar staan. In het Havengebied is dit nergens passend. Want de Noordelijke IJ-oever loopt niet recht, het haventerrein kent geen insteekhavens op gelijke afstand tot elkaar en een industriegebied heeft geen ritmische horizon tussen de fabriekspijpen en hijskranen. Samen maken deze extra ruimtelijke regels windenergie op industrieterreinen, zoals in Amsterdam, lastig. Terwijl windmolens juist hier veel minder ingrijpend zijn dan in landelijk gebied. Een gemiste kans.
De meest bizarre regel is dat voor iedere nieuwe windmolen, twee oude windmolens elders in Noord-Holland moeten verdwijnen. De argumentatie hierachter is dat op plekken in de kop van Noord-Holland oude windmolens staan die overlast geven zodat ze moeten worden weggehaald. De kosten en het opkopen van de oude molens liggen bij de nieuwe initiatieven, dat is oneerlijk. Zou het niet rechtvaardiger zijn om het eigen Provinciale budget, geld dat al jaren op de plank ligt, hiervoor te gebruiken? Bovendien is het goedkoper: doordat iedere nieuwe windondernemer nu zelf op zoek moet gaan naar oude windmolens en iedereen op eigen houtje onderhandelt, stuwt dit de prijs van oude molens op tot ver boven de saneringskosten.
De overheid zou duurzame initiatieven moeten stimuleren, in plaats van onnodige kosten en regels op te leggen. De provinciale regels zijn door hun starheid ontoepasbaar in de Amsterdamse praktijk. Provinciebestuurders, richt u op van uw tekentafel, schrap de onnodige bureaucratie en gun gemeenten de ruimte om windenergie in stedelijk gebied zelf in te vullen.
Marijn Bosman (D66)
Cees Eenhoorn (VVD)
Remine Alberts (SP)
Dit artikel verscheen 27 juli in Het Parool.
- Zie ook:
- Nieuws